De Scimitar
GTE
Korte historie:
In 1966 wilde de Reliant directie een 4 zits sportwagen. De Scimitar
GT was een 2+2. Het toeval wil dat in dat jaar de huisontwerper,
Ogle, bezig was met een stationcar versie van de Anadol, een kleine
middenklasse Reliant die voor de Turkse markt ontworpen was. Daarnaast
werkte Ogle ook aan een show wagen voor Triplex Safety Glass,
om te laten zien wat er allemaal mogelijk was met glas. Het resultaat
was de Ogle GTS (Glazing Test Special), een stationcar met een
glazen dak. De basis van deze special was de Scimitar GT, ook
een Ogle design. De gebruikte lijnen werden de inspiratiebron
voor de stationcar (of estate, zoals de Britten zeggen) variant
van de Scimitar.
De SE5:
De nieuwe sportwagen werd ten doop
gehouden op de Motor Show in London in 1968. De naam was Scimitar
GTE. Dit model (de SE5) was een geheel nieuw concept. Auto's zoals
de Renault 16 of de Austin A40 Farina waren er al, maar dit was
de eerste die een sportwagen combineerde met een stationwagon. Sommige
handigheden, die nu gemeengoed zijn, beleefden hun première
in de GTE, zoals in meer delen neerklapbare achterzittingen en de
wiswas installatie op de achterruit.
Vanaf het begin was de GTE een succes. Er zijn zelfs enkele linksgestuurde
exemplaren naar het continent gebracht. Waar de beperkte LHD versie
allemaal gebleven zijn, weet ik niet, in ieder geval staat er eentje
bij mij.
De SE5A:
De Scimitar GTE werd voortdurend verbeterd.
Er zijn geen duidelijke versieverschillen, het handwerk liet toe
dat een wijzging direct doorgevoerd kon worden. In 1971 was de eerste
grote wijzging, toen de Scimitar GTE SE5A werd geintroduceerd. Er
waren een paar duidelijk verschillen, zoals het geheel vernieuwde
interieur. Aan de buitenkant waren er nieuwe achterlichten (met
achteruitrijlamp in het cluster) en een licht gewijzgide neus. Onder
de motorkap zat nu de vernieuwde versie van de Ford Essex V6. Deze
motorwissel is echter niet geheel gelijk met de modelwissel. Van
de se5a modellen zijn geen LHD versies gemaakt. Als je er een tegenkomt,
is dat het resultaat van heel veel uren huisvlijt. (Mij zijn er
slechts twee bekend).
De SE6:
In 1975 werd er een geheel herziene
Scimitar geintroduceerd, de SE6. Dit was een grotere, luxere maar
ook zwaardere wagen dan zijn voorganger. De eerste aanblik was hetzelfde,
maar de jaren '60 details waren verdwenen en waren nu moderne jaren
'70 kenmerken. Er waren nu veiligheidsbumpers met rubber stootrand
en duidelijk meer passagiersruimte. De hele wagen was breder. Relaint
dacht nu een hoger marktsegment te kunnen betreden met de nieuwe
Scimitar. Aan de reputatie van de Scimitar lag het niet, want sind
de GTE jaren was de Britse prinses Anne een tevreden klant. Dat
krikte het imago duidelijk omhoog. De prinses heeft in totaal 9
Scimitars gehad sinds 1970 tot op de dag van vandaag. Ook heeft
ze een Reliant Robin gehad!
De SE6 was veel duurder dan de voorganger,
deSE5A. En feitelijk was het model nog niet af. Dit gaf een terecht
een hhop kritiek. Bouwkwalitieit uitte zich in waterlekkages, wegligging
die duidelijk minder was dan voorheen, etc. Eerder was het gewoon
dat de eerste generatie kopers een verlengstuk waren van het ontwikkeltraject,
maar dat kon niet echt meer midden jaren zeventig. Er werd wel geluisterd
naar alle kritiek, er kwam snel een opvolger.
De SE6A:
In 1976 werd de SE6 alweer vervangen
door een licht gewijzigde opvolger, de SE6A. Betere remmen (Lockheed
i.p.v. Girling), beter weggedrag en betere afwerking zorgden er
voor dat de SE6A net zo'n succes was als de SE5 series. En vanaf
voorjaar 1977 kwam er ook een LHD export versie beschikbaar. Dit
was de eerste echte poging om in Europa de wagens te verkopen. Eerdere
series waren zo klein dat er van een serieuze poging niet gesproken
mag worden. De exportmarket waren België, Nederland en Zwitserland.
Net als bij alle voorgangers werden
er continu kleine wijzigingen doorgevoerd. In 1980 kwam er weer
grote serie wijzigingen ineens. Deze versie werd de SE6B.
De SE6B en SE8B:
Aan de voorkant een klein verschil:
de naam Scimitar stond niet meer op de neus en de badge was verplaatst.
Achter de neus zat een behoorlijk verschil. Ford was gestop met
het bouwen van de Essex 3.0ltr motor. Reliant moest op zoek naar
een alternatief. En dat alternatief kwam weer van Ford, de logische
opvolger was de Duitse Köln/Cologne 2.8 Litre V6. Door het
net iets geringere vermogen en koppel ,werd de reductie van de achteras
iets aangepast, om zo toch een even snelle wagen te kunnen aanbieden.
Het was kennenlijk ooit de bedoeling de 2.8 ook als injectie aan
te bieden, net als Ford dat ook deed, maar dat is nooit gebeurd.
Helaas werd er niets gedaan aan de
ophanging en andere onderdelen die behoorlijk antiek begonnen te
worden. Smeernippels was iets van het verleden en niet erg "1980".
Een voorbeeld is de voorwielophanging, een directe kopie van de
Triumph TR6. (bij de se5 zelfs exact gelijk). Dit type ophanging
stamt al uit begin jaren vijftig, Triumph Mayflower. De wagens werden
te ouderwets en door inflatie ook erg duur. De verkopen waren matig,
de prijsstijgingen fors.
Gelijktijdig met de SE6B, werd de GTC
gepresenteerd. Dit was de convertible versie van de Scimitar. Reliant
codenaam: SE8B, er heeft nooit een SE8A bestaan, dat was eigenlijk
het prototype op basis van de SE6A. De GTC is vrijwel gelijk aan
de SE6B, alleen het dak en de aparte kofferruimte is het verschil.
De neerklapbare achterstoelen bleven bijvoorbeeld gewoon gehandhaafd.
De versterkingen in de deuren, nodig voor de GTC, zaten ook in de
GTE.
De productie van beiden modellen stopte in 1986.
Aantallen gebouwd:
Scimitar
GTE SE5 |
1968-1970 |
4.311 |
Scimitar GTE SE5A |
1971-1975 |
5.105 |
Scimitar GTE SE6 |
1975-1976 |
543 |
Scimitar GTE SE6A |
1976-1980 |
3.877 |
Scimitar GTE SE6B |
1980-1986 |
437 |
Scimitar GTC |
1980-1986 |
442 |
Na Reliant:
Na 1986 was het leven van de Scimitar
GTE nog niet voorbij. Reliant verkocht namelijk alle rechten aan
Middlebridge, een nieuwe autofabrikant, opgericht om de Scimitar
GTE te redden. Dit bedrijf wilde een Morgan-achtige cultus rondom
de GTE creeren, van licht aanpassen, maar nooit echt veranderen.
Helaas ging Middlebridge op de fles in het eerste bouwjaar van de
nieuwe GTE. Het wrange was, dit lag niet aan de verkopen, maar aan
een frauderende andere dochter van het moederbedrijf. In 1990 was
het echt voorbij, slechts 77 wagens zijn er gemaakt.
Uit de failliete boedel kocht Graham Walker (Scimitar dealer; zie
link-pagina) bought alle productie rechten. Dus het was nog
immer mogelijhk om een nieuwe Scimitar te kopen. Dit is echter nooit
gebeurd. Tot aan begin deze eeuw gingen er (gefundeerde?) geruchte
dat GW een herontworpen Scimitar wilde gaan bouwen. Maar dit plan
redde het ook niet.
In 2004 gingen er andere geruchten door Scimitar land: Paul Denisson
van Denpart, een andere Scimitar specialist, zou de GW plannen hebben
gekocht en ze gaan uitvoeren ook.Er was nog het nnodige aan te passen
om aan moderne eisen te kunnen voldoen, maar het klonk allemaal
heel serieus. Er schijnt een schaalmodel te hebben bestaan. Slechts
een dram kon de herintroductie nog in de weg staan. En dat drame
geschiedde: Paul Denisson werd in dat jaar getroffen door een dodelijke
hartaanval. Hij was nog maar een veertiger. Met zijn dood zijn de
plannen defintief van tafel. Dat was het einde van de GTE, dat was
het einde van Denpart.
LHD Scimitars:
Om een originele fabrieks linksgestuurde SE6A te onderscheiden
van een rechtsgetuurd geleverde, hoef je niet eens in de auto te
kijken. Ook aan de buitenzijde zijn er genoeg verschillen. Op de
achterkant staat bij een LHD altijd links RELIANT en rechts SCIMITAR.
Op RHD's staat links SCIMITAR en rechts GTE. LHD's zijn vrij zeldzaam
naar schatting zijn er maar een 150 van gemaakt, allen SE6A. Ook
is er maar 1 uitrustingsniveau voor de LHD's, "'Continental
Edition". Dit is geen echte aanduiding maar ze beschikken over
vrijwel alle opties - elektische ramen, lederen bekleding, PAS etc.Er
ziijn dus geen LHD SE6 of SE6b's.Wel bestaat er minimaal 1 LHD GTC,
in Zwitserland, althans, op de 1980 autoshow aldaar heeft een LHD
GTC gestaan. Nog een merkwaardig fenomeen bij de SE6, deze heeft
een licht afwijkende koets, met zowel links als rechts ruimte voor
de rembekrachtiger....
Als 150 gebouwd te algemeen wordt, lees dan verder. Er zijn ook
een paar LHD SE5's, minder dan 20 zijn er bekend! Drie of vier
zijn er nieuw in Nederland verkocht, in België minimaal één.
Ook zijn er een paar in Zwitserland en Denemarken. Ook zijn er
een paar in de UK bekend. Eén van deze originele NL wagens
was in mijn bezit, deze wagen rijd nu n Dutisland.
Van de SE4, de Scimitar GT zijn er nog minder LHD's bekend. Waarschijnlijk
zijn er maar 10 van gebouwd. 3 zijn er in Nederland, allen in
een goede staat. De voormalig clubvoorzitter Wim Deinum bezit
er eentje. Een 4e is nu on Zwitserland, voorheen bezit van de
importeur van Reliant, Waayenberg. Een 5e is in slechte staat
in NL, een 6e is verloren gegaan na een crash op Zandvoort in
de jaren zeventig. In Zwitserland is een LHD GT 2.5 l en ook een
3l. Wellicht schuilt er hier nog eentje. En recent (2006) dook
er een mooie op in Duitsland! Het verhaal wil dat Trabant of Wartburg
deze als voorbeeld gekocht had van een goede snelle polyester
sportwagen. Zo staat de teller op 9 bekende exemplaren. Wie weet
er meer? Vertel het me!
En dan is er nog de LHD Middlebridge
GTE: slechts drie gebouwd en bekend: twee automaten en een 5-bak.
Allen in Nederland.
|